Overlast door zeer jeugdige wildplasser


Overlast door zeer jeugdige wildplasser 



“Mama, ik moet nodig plassen” zegt de driejarige Poolse kleuter tegen zijn moeder. Ze komen net van de peuterspeelzaal, ergens in Amsterdam, en zijn op weg naar huis.
“Kun je het nog even ophouden, we zijn zo thuis” zegt zijn moeder.
“Waarom ben je niet naar de WC gegaan voor je naar huis mocht? Je bent toch oud en wijs genoeg om te weten wanneer je moet plassen?”

Het jongetje begint zachtjes te huilen en knijpt onderhand hard in de hand van zijn moeder, in een poging de plas tegen te houden. De Poolse moeder kijkt intussen scherp rond of niemand door heeft wat er gaande is.
Ze weet dat ze, als arbeidsimmigrante uit een Oost-Europees land, extra in de gaten wordt gehouden. Haar echtgenoot, die als champignonsteker ergens in de grotten van Zuid-Limburg werkzaam is, heeft haar nog eens extra op het hart gedrukt te waken voor deze meer dan overmatige aandacht.

“Mama, ik kan het echt niet meer ophouden. Ik moet echt nodig. Mag ik het daar doen? Anders plas ik in mijn broek en word jij weer boos?”
De moeder kijkt om zich heen of er iemand in de buurt is en loopt met het jochie naar een boom. Snel doet ze zijn broek een beetje omlaag en zegt: “Vlug, voordat andere mensen het zien.”

Nauwelijks is de driejarige begonnen of er zoeft een motoragent om de hoek van de straat. Hij ziet het tafereel en stopt zijn motor bij de boom waar het misdrijf gaande is. De agent stapt af en meldt via zijn mobilofoon dat hij even niet beschikbaar is voor andere, minder belangrijke, zaken.
“Wat is dat mevrouw? Zijn we hier aan het wildplassen? U weet toch dat dit verboden is, op grond van de geldende APV in Amsterdam? Ik moet hiervoor een bekeuring uitschrijven. En die is niet mals. Deze bedraagt de somma van 90 euro. Direct te voldoen na ontvangst van de acceptgiro van het CJIB.”


De Poolse vrouw kijkt verschrikt naar de imposante verschijning van de motoragent. De kleuter is inmiddels klaar met plassen en vraagt of zijn moeder zijn broek weer goed doet.
“Maar agent, hij moest erg nodig. U weet toch zelf wel dat kinderen dat op de meest onmogelijke momenten kan overkomen. Hij is pas drie. Vindt u het niet een beetje overdreven om hiervoor een bon uit te schrijven?”
De agent laat zich niet vermurwen door de smeekbede van de vrouw en gaat onverstoord door met het invullen van zijn bonboekje. De ID-kaart van de vrouw wordt gevraagd en de naam en adres worden gecheckt via de mobilofoon.

Intussen verzamelt zich een groepje mensen om de vrouw, de kleuter en de agent. “Ze hebben er weer één” zegt één der omstanders. “Zal wel weer zo’n Poolse zijn. Die doen dat overal in de stad. Heb jij je Blackberry bij de hand? Kan ik even naar die site surfen waar je dit soort overlast kunt melden. Gelukkig bestaat deze mogelijkheid nog in ons land om deze vergaande verloedering te melden.”
Een ander roept: “Laten ze die vuiligheid op hun eigen Poolse Landdag doen, ergens in de Noordoostpolder. Niet hier binnen onze mooie grachtengordel. Laat die 10 ambassadeurs, die het allemaal maar goed vinden, daar zeiken in plaats van open brieven schrijven.”
Ha, ha, ha” klinkt het van even verder. “Die vind ik goed gevonden. Laat ze daar zeiken. Maar je hebt wel gelijk. Ze pikken onze banen en huizen in, veroorzaken de ene na de andere aanrijding en zijn altijd ladderzat.
Het wordt tijd dat ze naar hun eigen land teruggaan. Er zijn genoeg steuntrekkers die hun werk willen overnemen. Ik hoorde het de mensen zelf zeggen gisteren op TV.”

De moeder van de plassende kleuter kijkt hopeloos in het rond en heeft moeite om haar tranen te bedwingen. Nadat al het gedoe rond haar zoontje achter de rug is loopt zij het laatste eindje terug naar haar woning.
Vlakbij huis komt zij haar huisarts tegen, een volbloed Friezin, die vrolijk naar haar wuift. Haar zoontje, die op dezelfde peuterspeelzaal zit als het kind van de Poolse vrouw, heeft de afgelopen paar uur kennelijk ook teveel vocht naar binnen gewerkt. 
Terwijl de agent langs zoeft op zijn glimmend witte motor en een hand opsteekt richting de vrouw leegt de kleine zijn blaas tegen de eerste de beste boom die hij tegenkomt.  

Niemand van de voorbijgangers die op- of omkijkt.

Reacties