De
Cineac.
Het
duurde even voor onze ouders beneden waren. Zodoende hadden we nog tijd om snel
een blik te werpen op de etalage van de winkel beneden aan ons huis. Hij was
van onze buren op één hoog, Mijnheer en Mevrouw Keijzer. Zo kenden wij ze en
werden ze door ons genoemd. Pas veel later hoorde ik dat mijnheer Keijzer Henk
heette, volgens mij heb ik de naam van Mevrouw Keijzer nooit geweten. Één zoon
hadden ze, Harry, maar die was een stuk ouder dan wij.
En
als er iets belangrijks gebeurde bij de Dam of het Damrak, bijvoorbeeld op 4 of
mei, Koninginnedag of bij een Staatsbezoek aan de koningin, reden er trams door
onze straat. Op
driehoog zaten we dan voor het raam van de voorkamer en keken ons ogen uit.
Iets
verderop in de straat, tussen ons huis en de Nieuwmarkt, was een groot Postkantoor.
Daar gebeurde ook van alles. Door de week kwamen er regelmatig van die
ouderwetse rode postauto’s hun postzakken afleveren of ophalen. Meestal kleine
bestelwagens, soms ook een echt grote vrachtwagen met even groot de letters PTT
daarop. Als dan die mannen, in hun mooie postuniformen, hun lading uit de auto
gooiden bleef je steevast kijken. Nieuwsgierig naar
wat er in die jute zakken met opdruk zou zitten.
Zomaar
op een zondagmiddag, ergens in de tweede helft van de jaren ’50.
“Kom
jongens, jassen aan, we gaan de stad in” zegt mijn moeder.
“Waarheen?”
vraagt één van ons.
“Dat
zullen jullie wel zien, dat is een verrassing. Het is aardig weer en jullie
weten, aan de hele dag binnenzitten heb ik een bloedhekel”.
De
jassen en schoenen werden aangetrokken en we waren klaar om op stap te gaan. De
drie lange houten trappen naar beneden werden snel genomen en, via buurvrouw
P. en haar dochter Jopie op twee hoog, en de buren op één hoog, stonden we
buiten voor de deur. De buurvrouw van 2 hoog paste vaak op bij ons. Als mijn
vader niet thuis was en moeder ergens alleen heen moest, of alleen de twee
oudsten meenam. Daarvoor hoefde buurvrouw P. niet altijd bij ons boven te
zitten. Het kraken van de houten vloer was een voldoende signaal voor haar om
snel een etage omhoog te lopen en een blik te werpen of alles in orde was.

H.IJ.A.
Keijzer stond er in grote letters midden op het raam van de winkel, iets
kleiner eronder Grossier. Links en rechts daarvan op het raam stond dat er aan
Import en Export werd gedaan. Onder andere van Uurwerken en Bijouterieën. Die
woorden zeiden ons niets, we konden ze amper lezen, laat staan begrijpen. Des
te meer keken we ons ogen uit naar al de artikelen die in de etalage lagen
uitgestald.
Winkels, vooral voor textiel en lappen.
Rechts
naast ons, gezien vanuit de Nieuwmarkt, zat Groothandel “Zedo”, die wollen en
zijden stoffen verkocht. En schuin tegenover ons had Leo Horn zijn stoffenzaak.
Ons zie de naam niets, maar de “Grote Mensen” wisten dat hij een beroemde voetbalscheidsrechter
was. Die over de hele wereld wedstrijden floot. Ondermeer twee finales van de
Europa voor landskampioenen.
Hetzelfde
gold voor een buurman verderop naast ons. Hij scheen Witschge te heten en
familie te zijn van de acteur die Pipo de Clown speelde. Die kenden wij natuurlijk
wel. Daarom was die buurman in onze ogen ook een belangrijk persoon.
Verder
was er direct naast ons huis een stuk onbebouwd terrein. Ooit had er ook een
huis gestaan maar dat was nu weg. In mijn beleving was dat door de bommen van
de Duitsers gebeurd. Achteraf bleek dat een aantal huizen in de straat tijdens
de oorlog compleet waren gesloopt, om te dienen als brandhout.
Er gebeurde meer in de Sint Antoniesbreestraat.
Buslijn 11 reed er doorheen en had er een
halte. Hij kwam van het Centraal Station en ging naar de Insulindeweg, of
omgekeerd wanneer hij terugging. Waar de Insulindeweg was wisten we niet, dat
moest vast heel ver zijn als je er met de bus heen kon.

Soms
kwamen de trams geheel onverwacht. Dan was er ergens in de stad wat gebeurd en
werden er tramlijnen omgeleid, bijvoorbeeld de 16, 24, en 25.
Gek
dat ik nu nog steeds weet waar die lijnen heengingen vanaf het Centraal Station.
Lijn 16 had als eindpunt de Havenstraat/ Haarlemmermeerstation. De 25 ging naar
de Rivierenlaan, die nu President Kennedylaan heet, en lijn 24 had als eindbestemming
het Olympisch Stadion.
Groot Postkantoor.

Nu,
op deze zondag, was het stil. De mensen van de Post waren, net als mijn vader,
vrij.
Lopend naar het Centrum.
We woonden immers
middenin het Centrum van Amsterdam. Alle leuke- en minder leuke dingen waren
dus op loopafstand bereikbaar. Of het nu de Dam was, Artis, de Nieuwendijk, Kalverstraat,
het Centraal Station of de Zeedijk. Heel wat voetstappen heb ik daar in mijn
kinderjaren achtergelaten.
Vandaag
gingen we, vanuit onze huisdeur gezien, rechts naar de Nieuwe Hoogstraat. Op de
vraag “Waar gaan we heen?” was het antwoord doorgaans “Dat zullen
jullie wel zien”.
Slinks
keken we bij de snoepwinkel om de hoek of hij open was. Meestal wel op zondag,
maar vandaag niet. Soms kregen we van deze of gene een paar cent en kochten er
daar dan zo’n lekkere boterstaaf, een stuk zoethout of een toverbal van. Dit
keer was hij gesloten en anders had het er toch niet toe gedaan. Mijn ouders
hadden andere plannen en liepen daarom door.
Langs
de winkel met de leuke aapjes in de etalage en de melkboer, richting de
Kloveniersburgwal. “Zouden we soms naar de Italiaanse ijsman gaan, Tofani?”
Weer fout, we gingen de andere kant op, langs het Rusland en de
Oudemanhuispoort, op weg naar de Munt.
We
renden wat vooruit, zodat we misschien tijd zouden hebben om bij het grote
aquarium vol goudvissen te kijken. Het stond in het straatje tussen Rederij
Kooij en het Binnengasthuis. Snel werden we ingehaald en staken we over naar de
Reguliersbreestraat.
Oversteken bij de Galeries Modernes en aansluiten in de rij bij de Cineac.
Oversteken bij de Galeries Modernes en aansluiten in de rij bij de Cineac.
Hoewel
de rij lang was kwamen we toch redelijk snel bij de kassa. Van veraf hadden we
de man in zijn prachtige kostuum al zien staan. Dichtbij zag alles er nog
indrukwekkender uit, hij leek wel een generaal of kapitein. “Die zagen er toch
ook zo uit?” Wat zijn functie was wisten wij niet, misschien stond hij er om de
rij in de gaten te houden?
Nadat
mijn ouders de kaartjes hadden betaald en ontvangen liepen we de fraaie hal
binnen. Stilletjes werd vervolgens een plekje in de zaal gezocht, het was
tenslotte een doorlopende voorstelling en andere mensen mochten niet worden
gestoord. Nadat we onze stoelen hadden gevonden kon het genieten beginnen.
Van
een leuke tekenfilm als bijvoorbeeld Woody Woodpecker of Donald Duck en het Polygoonjournaal.
Een man met een prachtige stem vertelde daarin wat er die week was gebeurd.
Verschrikkelijke zaken zag je er vrijwel niet, meer het alledaagse nieuws en
grappige dingen. Bijvoorbeeld beelden van een bezoek van de Koningin aan een
ander land, van bloeiende bollenvelden of van een belangrijke sportwedstrijd.
De
stem van Philip Bloemendaal, zo heette degene die het commentaar gaf, werd omlijst
door bijpassende muziek. Dat alles moest de kijker de indruk geven dat hij er
zelf bij was geweest.
Ik
denk dat de voorstelling in zijn geheel ongeveer een uur tot anderhalf uur
duurde, daarna kon je weggaan of alles nog een keer bekijken. Het was immers
doorlopend. Wij gingen weg en verlieten de bioscoop via de uitgang. Wat een
verschil met de ingang, kale stenen trappen, uitkomend aan een straatje langs
de Amstel.
“Zullen
we nog een ijsje halen?”
Daar werd er door ons geen
nee tegen gezegd en via de Halvemaansteeg liepen we terug naar de
Reguliersbreestraat. De Rutex aan de overkant werd voorbij gelopen, ditmaal viel
de keus op een ijsje van IJssalon Gamba.
Al
likkend liepen we daarna terug naar huis, nagenietend van een leuke
zondagmiddag.
Reacties
Een reactie posten