Goudgerande waarden of Papier-maché?
Telkens,
een week of twee na afloop van een kwartaal, komen de berichten over de
Pensioenfondsen weer los. Nog heel even en we lezen in alle kranten dat ABP,
Zorg en Welzijn en al die andere grote
pensioenfondsen op de rand van een faillissement staan. Daarna komt er een
enquêtecommissie, die moet onderzoeken hoe het zo ver is gekomen.
Een
paar jaar geleden werd door Europa opgemerkt dat Nederland over een enorme berg
aan pensioenvermogen beschikte. Op dat moment een slordige 700 tot 800 miljard
euro. Het vermogen was voor het overgrote deel belegd in (Staats)obligaties, Vastgoed
en Aandelen.
Aandelen.
Van
aandelen weet men dat de koers kan fluctueren en dat er een bepaald risico
kleeft aan het kopen daarvan. Banken en vermogensbeheerders hebben de plicht
daarop te wijzen: Zorgplicht.
Met
het knappen van de Internet-bubble rond 2002 en de Bankencrisis in 2008 werden
de Pensioenfondsen op papier een flink stuk armer. Stukje voor beetje werd het papieren
verlies wat gecompenseerd. Beurzen herstelden vanaf het dieptepunt, eind 2008, met bijna 50%.
Vastgoed.
Beleggen
in Vastgoed was een heel wat zekerder optie. In 1e instantie werd
een flink deel van ons pensioengeld richting de USA gebracht. Prachtige
kantoortorens verschenen aan de skyline van New York en andere grote steden.
Grote
banken in de Verenigde Staten lachten zich een kriek om die Hollanders. Zij
bedachten plannen om nog meer uit die
gigantische ruif te halen. Ondoorzichtige mandjes van hypotheken werden
Nederlandse banken, en daardoor indirect de Pensioenfondsen, in de maag
gesplitst.

En is
het hun schuld dat er nu, in 2012, sprake is van een grote leegstand? Dat de
waarde van het belegd deel in Vastgoed door Pensioenfondsen met vele tientallen
procenten kan worden afgewaardeerd?
De
projectontwikkelaar kan zijn verlies deels afwentelen op de Nederlandse
belastingbetaler. Verliescompensatie heet dat. Ofwel, eerder betaalde Vennootschapsbelasting
(VPB) wordt terugontvangen. Pensioenfondsen hebben die mogelijkheid niet.
Wie zijn
er dus uiteindelijk kind van de rekening? De burger, die het gat moet opvullen in de schatkist
door restitutie van teveel betaalde VPB aan de projectontwikkelaars.
En de
betrokken bedrijfspensioenfondsen. Pardon, de deelnemer daaraan!
Obligaties.
Staatsobligaties
zijn het minst risicovol. Tenminste, dat is ons vroeger op school geleerd. Deze
leningen werden immers door de staat gegarandeerd, er kon niets mis gaan.
Tenzij
het land Ierland, Spanje, Griekenland, Portugal, Cyprus of Italië heet. Dan is
de garantie ineens niet meer van toepassing. “Yankee” de Jager, onze Minister
van Financiën zegt wél dat we ons belegd vermogen in die landen terugkrijgen,
alleen niet wanneer.
En oh
ja, we krijgen niet meer dan hooguit 30% terug. 70% moeten de eigenaren van de z.g. goudgerande obligaties
vrijwillig verplicht afschrijven. Zo niet, dan krijg je helemaal niets terug. Makkelijker
kan de keus niet zijn.
De
goudgerande waarde van weleer is hiermee verworden tot niet meer dan papier-maché.
Ofwel de buitenlandse staatsobligatie
blijkt niet meer dan gewoon schroot met een dun laagje chroom te zijn.
De
regering steunt alle voorstellen tot hulp aan genoemde landen, geeft mega-garanties
af en stort miljarden in allerlei steunfondsen.
Kunnen
zij anders? De tijd zal het ons leren.
Ergo, pensioenfondsen
zijn de Handelsbanken van Nederland
geworden en hebben (voorlopig) rust in een toekomstig één Europa mogelijk
gemaakt.
Voorzichtige
conclusie: de deelnemer aan een pensioenfonds is het grootste slachtoffer. Hij
gaat de rekening twee keer betalen. Via aangekondigde bezuinigingen bij de
Overheid. En via kortingen op het pensioen en verhoging premies in de toekomst.
Kwartje Kok, graai in de pensoenkas en wat hangt ons nog meer boven het hoofd!
BeantwoordenVerwijderenMooie beloftes worden ons als koek voorgeschoteld, zodra men op het pluche zit, weet men ineens hier niets meer van. Ga zo door met dit soort duidelijke uitleg hoe de burger getild wordt. Men zal toch wel een keer wakker worden of...?